Ingeborg Beugel en Maartje Epema reden met Erika Mauritz mee over de Balkan naar Griekenland en terug. Hieronder het Artikel dat Ingeborg schreef over onze reis in ons gammele busje waarmee we in 2022 drie maal naar Griekenland reden!
7 september 2022 – verschenen in nr. 36 van De Groene Amsterdammer
‘Kijk uit, wat zijn dat?’ In de koplampen van ons rammelende busje zien we tussen de hoge maisplanten de witte achterwerken van rennende dieren op het eensporige zandpad. Eén grote kont, vijf kleintjes. Mijn vriendin achter het stuur schrikt, de bus slingert vervaarlijk en komt met veel kabaal tot stilstand. Dikke stofwolken blijven hangen in het smalle gangpad tussen de lange groene stengels. We zijn in het pikdonker op zoek naar een kampeerplek. Waar? Hoeveel grenzen zijn we gepasseerd van Amsterdam naar Athene? Zijn we al uit Hongarije, in Servië, Roemenië? De andere vriendin wil uitstappen: ‘We zetten gewoon hier onze tentjes op.’ ‘Niet doen’, gil ik. Als ik in Griekenland íets heb geleerd van verhalen van vluchtelingen die ’s nachts door velden en over bergen kropen, dan is het wel dat je in de Balkan uit de buurt moet blijven van een moederzwijn met baby’s. Levensgevaarlijk. Chagrijnig zwijgend kijken mijn vriendinnen naar het stof dat maar niet gaat liggen.
Ik denk aan de veertig Syrische vluchtelingen, veel kinderen, die op een rots in de Evros-rivier zijn gedumpt door Griekse pushback-commando’s, zonder eten en drinken. Een vluchteling is verdronken, een vijfjarig Syrisch meisje gebeten door een schorpioen, stervende. Het Europees Gerechtshof heeft Griekenland gemaand de groep te redden, maar Athene zegt dat de rots Turks is en doet daarom niets.
Stof weg, opeens stonden ze er: bang, gewond, uitgeput. De langste 21, Afghaan, een kind nog. De vijf kleinste Syrisch, tieners, kleuters eigenlijk. We geven ze alles wat we hebben: eten, water, pleisters, paracetamol, powerbanks, een mobieltje, jacks, sokken, slaapzakken. Ze hadden niets. Te vaak door politie bestolen, mishandeld, bont en blauw gemept. In Griekenland, Servië, Kroatië, Bosnië. Te voet – zoals in de wereldwijd bekroonde Nederlandse documentaire Shadow Game – op weg naar Duitsland, liefst Nederland. Het was midden juli. Twee zijn aangekomen, de lange en een kleine. De andere vier zijn vermist. ‘Waren we maar daar gebleven’, appt de lange me uit Ter Apel. Hij is een van de zevenhonderd die buiten moeten slapen, heeft schurft, verlangt terug naar de horror in de Balkan. De Syrische vijfjarige op de Evros-rots is inmiddels dood.
Op 11 april reed ik naar het oosten van Nederland om daar een tussenstop te maken bij mijn lieve vriendin Maartje – behalve zangeres, vioolmusicus, muzieklerares, óók vluchtelingenactiviste – en haar gezin. Ze wonen in een prachtige Achterhoek-hippie-boerderij ooit van Maartjes opa, met vluchtelingenpleegkinderen en heel veel dieren.
Tuurlijk moest ik daar in alle boerderij-rust nog een berg administratie doen vóór ik naar Griekenland kon vertrekken. In de aanloop naar ons vertrek en de hectiek thuis in Haarlem was daar niets van terecht gekomen. Pas na mijn administratieve taken afgerond te hebben, kon ik met een gerust hart op reis. Het was ongebruikelijk mooi weer in Nederland. Daarom besloten we nog een dagje langer te blijven om bij te komen- lees: m’n administratie was nog niet af 🙂
Op 12 april om 9 uur s’ avonds vertrokken eindelijk, na ons aan de Nederlandse zon en het groene landschap te hebben opgeladen. Ik reed zoals gewoonlijk met mijn zoon Raaf in onze Hulpkaravaan-bus naar Athene. We hebben een matras die in de cabine past zodat we kunnen slapen wanneer we willen, of moeten. Rijden doe ik het liefst ’s nachts. De wegen zijn dan rustig, kan veel kilometers maken, word minder snel moe. Vanaf onze vertrekplaats was de eindbestemming 2750 km verderop. We gingen bij Oberhausen de grens over en tokkelden op het ritmische geluid van de dieselmotor met een gangetje van 120 over de Duitse autobaan. Veel wegwerken die de snelheid limiteerden, maar gelukkig geen files.
Om 1 uur ‘s nachts passeerden we Bad Camberg, het dorp waar we op reis naar Griekenland in 2017 met onze camper problemen kregen en deze moesten achterlaten om door te reizen met een vervangende Duitse bus. Ik moest terugdenken aan de lieve mensen die ons tóen opvingen.
Nog geen half uur later wanneer we bij Frankfurt am Main ter hoogte van het vliegveld rijden, horen we een oorverdovende klap, daarna schrikbarend geratel onder de bus vandaan. Rampzalig, slechts 350 km hadden we erop zitten. Ik reageer meteen, zet ons volgeladen busje op de vluchtstrook. Klapband! Band aan flarden! Gelukkig had ik vanwege mijn eerdere pech-ervaringen een wegenwachtservice voor héél Europa afgesloten. Dus ff bellen. Na een uur kwam ADAC, de Duitse wegenhulp. Ze wilden mijn reservewiel pakken, maar de beste man kreeg de bout van dat wiel met geen mógelijkheid los. Snel doorrijden kon ik vergeten. De bus werd op een sleepwagen geladen en we werden bij een ADAC-station afgezet, en achtergelaten. Daar kon ik de volgende ochtend om half 8 geholpen worden. Er zat niets anders op dan ons bed op te maken en een paar uurtjes in de kapotte bus te slapen.
Het ging allemaal prima. Toch kon ik de slaap niet vatten, omdat tijdens mijn gesprek met de ANWB me verteld was dat mijn busje niet als ‘verzekerd’ stond geregistreerd bij de RDW. Takelkosten zouden in dat geval voor mijn eigen rekening komen. Ik had mijn Groene Kaart uiteraard bij me, en stuurde die per mobiel door. Ze zouden het nagaan. Ik wíst dat alles betaald was, ik absolúút verzekerd was. Maar lekker zat het me niet. Om half 8 stond ik als eerste voor de deur en controleerde mannen al mijn banden. Mijn auto, net APK gekeurd in NL, had uitstekende achterbanden achter. De ene was aan klapbandflarden, de andere goed. Echter volgens de Duitse regelgeving mogen banden, zelfs als ze nog een goed profiel hebben, niet ouder dan 6 jaar zijn, zo werd me verteld. M’n nog steeds top-voorbanden waren helaas ouder. Dus ik besloot ter plekke om 4 nieuwe banden aan te schaffen en de ene goede achterband als reservewiel te gebruiken. Zo kon ik onze reis in ieder geval op goed rubber vervolgen. Om 9 uur belde ik mijn verzekeringstussenpersoon. Ik legde uit wat mij was verteld die nacht, en riep dat ik geen millimeter door zou rijden totdat ik zwart op wit had dat m’n verzekering in orde was, en dat ik bij de RWD geregistreerd stond. Ondertussen moest ik op de nieuwe banden wachten.
Rond 11 uur in de ochtend was de auto klaar en zette ik hem op een parkeerplaats. We kochten wat eten bij een supermarkt, en wachtten op het verlossende telefoontje van mijn verzekeringstussenpersoon. Om 1 uur ’s middags kregen we groen licht. Alles was weer in orde. De verzekeringsmaatschappij had ‘vergeten’ na de schorsing (?) aan de RDW door te geven dat de bus verzekerd was. Kennelijk was het hersteld met terugwerkende kracht, met een datum in het verleden. Online checkte ik zelf voor de zekerheid de RDW-site om de status te zien en stuurde een foto aan de ANWB zodat ik geen dikke rekening zou krijgen van de ADAC. Everythingunder control 🙂
Voor mijn gevoel vertrokken we ‘opnieuw’ op 13 april. De klapband-vertraging had 12 uur geduurd. Ik baalde als een stekker. Al die verloren uren had ik kunnen en moeten rusten en slapen, maar door al die verzekeringstoestanden was daar niets van gekomen. Ik was moe, chagrijnig, gestrest. Arme Raaf. Nog geen kwart van de rit had ik erop zitten. Maar ik wilde niet nog meer tijd verliezen, en reed verbeten door. Tegen de avond kón ik niet meer, moest ik mijn benen strekken. Mijn ogen kunnen niet tegen de schemering. Daarom plan ik m’n slaaptijden altijd wanneer de zon opkomt, of onder gaat. We waren nog maar in Duitsland. Ik was moe, kon weer niet slapen, we zijn een uur gestopt. Raaf is dertien en kan daarom niet het stuur overnemen. Ik deed in de halfduistere cabine een laatste restje vergeten administratie van mijn schoondochter, en stuurde het vanaf m’n laptop, die ik met mijn mobiel van internet voorzag, naar haar op. Toen het echt donker werd kreeg ik weer zin en moed een kilometer-gat te slaan in de 2200 km die we nog voor ons hadden. Allez, verstand op nul, blik op oneindig, en doorrrrrr.
Rond middernacht reed ik Oostenrijk binnen. Ik zat een stuk beter in m’n vel. Tevreden liet ik onze bus achter een vrachtwagen in diens zuiging meeliften. Zonder te stoppen reed ik in één ruk naar Slovenië. Normaal rij ik via Hongarije en Roemenië. Alleen deze keer wilde ik hulpteams van een kleine ngo ontmoeten aan de Sloveens-Servische grens waar veel vluchtelingenkampen liggen. Best enerverend, omdat ik bij de Servische grens geen douanepapieren kon laten zien, alleen documenten die bewijzen dat de inhoud van de bus niet bestond uit goederen van waarde, maar dat het ging om donaties voor humanitaire hulp. Binnen Schengen is dat voldoende. Omdat Servië geen deel uitmaakt van de EU was het nog maar te bezien of ik met mijn hulpgoederen het land in zou mogen rijden zonder problemen.
Bij de eerste pomp in Slovenië tankte ik vol: de diesel was daar veel goedkoper dan in Oostenrijk. Mijn auto-vignet had ik online gekocht tijdens de klapband vertraging in Duitsland dus ik kon zonder zorgen door. Mijn moeheid was verdwenen door de kou en de kick dat ik Duitsland en Oostenrijk al achter me had gelaten. Ik denderde door Slovenië om zo het dérde land die dag af te kunnen vinken, zonder stoppen Kroatië in. Ik kon prima doorrijden tot we in de buurt van Zagreb kwamen en het licht van de opkomende zon mijn ogen zwaar maakte. Ik besloot te stoppen tot de zon hoog aan de hemel was geklommen. De volgende ochtend kon ingewikkeld worden, en ik wilde uitgerust zijn vóór ik oog in oog met de Servische douane zou komen te staan.
Rond 10 uur ‘s ochtends na 4 uur slapen werden we wakker en vertrokken naar de grens. Het was niet ver meer. Onze eerste werkstop zou vlák over de grens zijn. Mijn vracht was gelabeld voor Griekenland, mijn papierwerk ook, achterin de bus, vlak achter de achterdeur, had ik ik expres grote boodschappentassen met m’n eigen bagage gezet, water- en benzinetanks, gereedschapskisten en olie. Op die manier waren de dozen met hulpgoederen bijna onzichtbaar. De douane keek bedenkelijk naar de papieren, en beval me de bus te openen. Toen hij de chaos van shoppers en andere rotzooi zag, knikte de beste man. Clothes? vroeg hij. Ik zei ja, voor Griekenland. Hij stopte me mijn papieren toe, en gaf me het teken dat ik door mocht rijden. Pffff, dat was gefikst! Zonder problemen, zonder vertraging.
We reden door naar de plaats Sid in Servië, dat tegen de grens aan ligt, voor een bezoek aan het team van de Spaanse organisatie No Name Kitchen (NNK). We stuurden al eerder verbandmiddelen naar een team in Patras van die organisatie die op verschillende plaatsen aan de grenzen aanwezig is om overal wonden van vluchtelingen te verzorgen. Dat doen ze ook in Sid, en op twee plekken ergens in Bosnië. Onze tank was bijna leeg, we moesten op zoek naar een pomp. Gelukkig had ik nog wel een paar liter in mijn reservetank, dus het zou sowieso goed komen. In Sid ontmoetten we een NNK-team van jonge mensen uit verschillende landen. Ria uit Duitsland en Enrico uit Italië gaven ons een tour. We laadden de verbandmiddelen uit, T-shirts, warme sjaals en mutsen. Dit plan hadden we niet met de douaneman gedeeld, hij had er ook niet naar gevraagd. Wat niet weet, wat niet deert. Het hele team – 8 mensen, rouleert met vrijwilligers – was alleraardigst. Er werd koffie en eten gemaakt. Ondertussen vertelden ze ons over de situatie in het dorp waar ze door de lokale bevolking met argusogen worden bekeken en ronduit ongewenst waren. Men was voorzichtig met kritiek uiten, omdat de lokale politie hen met moeite ‘gedoogde’. Ontmoetingsplekken met vluchtelingen werden tweewekelijks verplaatst, het team mocht niet in de kampen komen. Ria en Enrico vertelden ons de meest schokkende dingen. Bijvoorbeeld over Oekraïense van verschillende etnische afkomst vluchtelingenechtparen die wreed van elkaar gescheiden worden! Een Oekraïense vrouw getrouwd met een Marokkaanse man, aantoonbaar woonachtig in Oekraïne, worden pardoes van elkaar gescheiden. De vrouw ging naar een luxe opvangplek, haar man werd gedumpt in een koud en vies kamp vol balkanroute-vluchtelingen die uit Griekenland waren komen lopen, opgepakt waren, en daar gevangen zijn gezet. En dít Servië wil zich aansluiten bij Europa?, denk ik moraliserend. Ik corrigeer mezelf in gedachten. Alle huidige EU-lidstaten doen het qua mensenrechten geen haar beter. Daarom ontstond de Hulpkaravaan naar Griekenland tenslotte.
Ons vertrek naderde maar ik moest eerst tanken. Eén van de jongens reed met me mee naar een lokaal benzinestation. Daar werd pijnlijk duidelijk dat locals alle buitenlanders die vluchtelingen helpen niet
vriendelijk gezind waren. Ik stapte uit en de vrouw riep: ‘NO diesel NO diesel!’ Enrico legde uit dat ze heus wel diesel hadden, maar ons expres niet wilden helpen. We moesten naar een andere pomp. Daar lukte het wel. We vertrokken voor mijn ‘ideale rijtijd’ wel weer een op een verkeerd moment, het ging snel schemeren. Twee uur na ons vertrek uit Sid moest ik stoppen bij een benzinestation. Ik moest echt pitten.
Om 10 uur s avonds werd ik wakker en vertrok om weer kilometers weg te trappen in de stille donkere nacht. We hadden een kan heet water gekookt in Sid waardoor ik oploskoffie en thee kon maken onderweg. We kachelden zonder oponthoud over de Servische snelweg naar de Noord Macedonische grens. Ook daar lieten mannen in uniform me onmiddellijk door na het zien van mijn shoppers met kleding. Niemand wilde zich wagen aan het uitpakken van de bus voor controle. Ik reed door tot de één-na laatste pomp vóór de Griekse grens. Het was 5 uur in de ochtend en er stond maar 1 auto, het was stikdonker en doodstil. Over het geheel genomen was het heel stil op de autosnelwegen in Servië en Noord-Macedonië. Ik viel meteen in slaap.
Ik werd wakker van de hitte in de cabine. Het was 11 uur en de zon stond hoog te branden, daar zou ik geen last meer van hebben tijdens het rijden. We reden weg en stopten bij de laatste pomp om mijn tank te vullen, dat scheelde 40 cent de liter, dus gooide ik ook mijn reservetank vol. Bij de Griekse grens aangekomen was het wederom even de douane overtuigen dat ik alleen hulpgoederen bij me had. Appeltje eitje. Op naar Athene. Daar kwamen we rond 6 uur s avonds bij in de buurt. Precies in de rottijd voor mij om te rijden. Maar ja, het eind was in zicht, en ik zette door. Zo’n 5 km voor onze eindbestemming op de ring van Athene kwamen we in de file. Nou, die hadden we de hele reis nog niet gehad. Dat is wel eens anders geweest. Op vrijdag 15 april om 19.45 uur arriveerden wij op ons verblijfadres in hardcore centrum Athene, en konden we mijn vriendin en journalist Ingeborg Beugel en haar geweldige honden omhelzen en knuffelen.
Vreugdevol weerzien, wijntje, slapen in een echt bed. Yesssss, we did it again!
De Hulpkaravaan is eindelijk weer op locatie in Hellas na 2 jaar corona-barriëres. Fijn om weer samen te zijn met de lokale vrijwilligers die tijdens onze afwezigheid de acties uitvoerden en onze hulpgoederen in ontvangst namen.
Zonder uw steun in de vorm van giften en donaties kunnen wij niets betekenen. Wij bestaan door uw gratie.
Liefs Erika Mauritz
Foto’s Rafael Mauritz
Over stichting Hulpkaravaan
De Hulpkaravaan is een stichting zonder winstoogmerk, een stichting die helemaal draait op vrijwilligers, onder leiding van onze oprichter Erika Mauritz. Een stichting die haar fondsen niet gebruikt voor salaris, vrijwilligersbijdragen of vijfsterrenhotels. Onze stichting wordt geheel gefinancierd door donaties van particuliere sympathisanten die de doelen die wij nastreven belangrijk vinden. Een stichting die is opgericht met de steun van duizenden burgers omdat overheden in Europa niets deden aan de onmenselijkheid en deze gewone mensen niet afwachten en bleven toekijken. Zij kwamen in actie en gingen zelf doen wat nodig was en nog steeds heel hard nodig is. Voor mensen, door mensen en met mensen: Want “gewone mensen helpen gewoon”.
Hoewel we ervoor zorgen dat we de kosten zo minimaal mogelijk houden door zoveel mogelijk samen te werken met lokale Griekse organisaties, zijn er toch doorlopende kosten om gedegen en professionele onze organisatie te runnen en onze projecten uit te voeren. Denk hierbij aan de opslag en transport van hulpgoederen, organisatiekosten als ook de fondsen voor voedsel die nodig zijn op de hulplocaties in Griekenland. Om de continuïteit van projecten door De HulpKaravaan te waarborgen, hebben we daarom jouw hulp nodig.
Als je onze inzet waardeert en de urgentie van het leveren van humaniteit inziet, dan nodigen we je van harte uit om ons te steunen. Alleen dankzij regelmatige donaties kunnen wij ons werk blijven doen en onze reikwijdte vergroten, met als doel om de wereld beetje bij beetje menselijker te maken en onze welvaart te delen met hen die veiligheid bij ons zochten.
Voor mensen, door mensen en met steeds méér mensen. Want gewone mensen hielpen gewoon, en helpen nog steeds.
Steun ons! Blijf ons steunen, zodat we met elkaar nóg meer impact kunnen maken
Wat in 2015 begon met een facebook post met de titel Hulpkaravaan naar Griekenland, is met stichting Hulpkaravaan uitgegroeid tot een volwaardige ngo met ANBI status. Dit was niet mogelijk geweest zonder de continue steun van alle donateurs en vrijwilligers.
Die steun blijft essentieel. Wij ontvangen namelijk geen staatssteun of subsidies, we zijn en blijven onafhankelijk. Blijf ons daarom steunen, want samen met jou willen we blijven groeien om nóg meer impact te kunnen maken.